Ik was van ‘t pad gegaan
Was ik daar maar gebleven
Had ik ‘t maar niet gedaan
Dan hoefde ik niet vrezen
De vrees kwam op mij af
Van pijn en wanhoop vol
Aanvaarde ik deez’ straf
Verlaten in dit hol
Diep in dit hol gekluisterd
Mijn smeekstem werd gehoord
Is daar een God die luistert
En hoop gaf op Zijn woord
De gevangenis brak open
De sleutel die ontsloot
Het slot waarop wij hopen
Die noem ik ‘God beloofd’
God bracht, na tegenheden
Mij weer op ‘t rechte pad
Wij richtten onze schreden
Weer naar d’ gewenste stad