Manasse

 

Ik was van ‘t pad gegaan

Was ik daar maar gebleven

Had ik ‘t maar niet gedaan

Dan hoefde ik niet vrezen

 

De vrees kwam op mij af

Van pijn en wanhoop vol

Aanvaarde ik deez’ straf

Verlaten in dit hol

 

Diep in dit hol gekluisterd

Mijn smeekstem werd gehoord

Is daar een God die luistert

En hoop gaf op Zijn woord

 

De gevangenis brak open

De sleutel die ontsloot

Het slot waarop wij hopen

Die noem ik ‘God beloofd’

 

God bracht, na tegenheden

Mij weer op ‘t rechte pad

Wij richtten onze schreden

Weer naar d’ gewenste stad 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Mijn hart! Zing voor de Heer’

Van Zijn milde gunstbewijzen

Van Zijn wonderen Hem ter eer!

 Laat al wat leev' Hem prijzen